God Is Jou Niets Verschuldigd

Natuurlijk zullen maar weinigen het hardop zeggen, maar dat weerhoudt mensen niet het gevoel te hebben dat God juist hen diende te redden omdat zij het waard zijn, als een beloning.

Deze gedachte wordt versterkt door de hedendaagse leer dat God ons nodig heeft en dat Hij onvolmaakt was zonder ons. Aan de oorsprong van deze ideeën ligt de gedachte dat wij zekere "bevrijdings-kwaliteiten" bezitten en dat er in ons iets is dat echt goed is en begeerlijk voor God. Soms als we naar anderen kijken voelen we ons niet zo slecht in vergelijking met hen, ja voelen we onszelf eigenlijk heel goed. Uiteindelijk zijn we niet zo laag gezonken als sommigen. 

Predikanten creëren aldus de indruk dat God smeekt opdat mensen zouden gered worden, omdat Hij zo wanhopig naar hen verlangt en hen nodig heeft. Dit is allemaal gebaseerd op de ongelofelijke trots en het bedriegelijke van het menselijke hart. Mochten we onze ware toestand ten volle begrijpen dan zouden wij God sméken om genade.

Door ons postmodern liberalisme en eigenwaan zijn onze ogen zo verblind dat we onze laakbare en weerzinwekkende zonden tegenover God niet zien. De zonde benoemen wordt al niet meer aanvaard, laat staan de blootlegging van de volslagen corruptie en goddeloosheid van het menselijke hart. Daarbovenop zijn we zo ver verwijderd geraakt van de Schriften, dat de Wet onze totale zondigheid niet meer aan het licht kan brengen. De Wet is een schoolmeester die ons leert dat we onszelf niet kunnen verlossen, dat we Christus nodig hebben (Gal.3:24). Dit komt omdat het Oud Testament niet langer meer wordt aangeleerd of geloofd, waardoor we de Wet ontdaan hebben van zijn functie van veroordeling.

Ook omdat we leven in een tijd waarin geen absoluut goed en kwaad meer is, groeien we op met het gevoel dat niemand echt slecht is (behalve de criminelen die gepakt worden). Onze gehele maatschappij, cultuur en opvoeding is er op gericht dat we trots en voldoening zouden ervaren, en niet dat we ons ontoereikend voelen. Maar dat is een humanistische manier om naar de dingen te kijken - niet de manier waarop God naar ons ziet.
 
Met God zijn de dingen niet relatief. We zijn relatief gezien niét goed in vergelijking met anderen. Gods standaard is absoluut en al wat daaraan niet voldoet is slecht, zondig en de dood waard. Gods standaard is perfectie. Jezus zei: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse vader volmaakt is” (Mat. 5:48). Paulus zei: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods” (Rom.3:23). Tekort komen aan Gods standaard is geen klein probleempje dat kan verwaarloosd worden. Een zonde, hoe klein ook, volstaat om ons voor altijd te verbannen uit Zijn aanwezigheid. Denk maar aan Adam en wat er met de engelen gebeurde door hun zonden. 

Ik zeg het nogmaals, wij verstaan dit niet omdat we de draagwijdte van Gods absolute heiligheid, perfectie en heerlijkheid niet naar waarde weten te schatten. De engelen hebben nooit gezondigd en zijn glorieuze wezens naar eigen recht. Zelfs Johannes vergiste zich in een van hen met de Here (Open. 19:10, 22:8). Ja, engelen die voor God staan voelen zich onrein en ontoereikend en zij bedekken zichzelf met hun vleugels en roepen: “Heilig, heilig, heilig is de Here der heerscharen, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol. ” (Jesaja 6:3). Toch denken we dat we in volle zondigheid, onbeschaamd en met opgezette borst in Zijn aanwezigheid mogen komen, en eisen dat Hij ons moet redden.

We hebben het gevoel van ontzag voor Gods grootheid, heiligheid en absolute perfectie verloren. Maar we zijn ook al ons besef voor onze ongelooflijke zonden kwijt. Romeinen 5:6 zegt dat we “zwak waren” (om onszelf te redden). Er staat niet dat we "sterk" zijn, nee, we zijn zwak , d.w.z. we hadden niet de mogelijkheid en waren overgeleverd aan Zijn genade. Romeinen 5 zegt ook dat we  “zondaren”, “goddelozen” en “vijanden"” van God waren. Efeziërs 2:3 zegt “wij waren van nature…kinderen des toorns”, we waren heidenen en honden en, “dat gij ten dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld.” (Efeziërs 2:12).

Ezechiël beschrijft onze situatie zeer aanschouwelijk: “toen gij geboren waart, werd uw navelstreng niet afgesneden en werd gij niet tot uw reiniging met water gewassen; ook werd gij niet met zout ingevreven, noch in windsels gewikkeld. Geen oog zag met ontferming op u neer om uit mededogen één dezer dingen aan u te doen, maar gij werd weggeworpen op het veld, omdat men geen waarde hechtte aan uw leven, toen gij geboren waart." (Ezechiël 16:4-5). Was het niet om Zijn genade, we zouden, in de wereld zijnde, reeds gestorven zijn.  

Ik kan geen enkel schriftvers vinden waarin staat dat we "bevrijdingskwaliteiten" zouden gehad hebben. “Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze ongerechtigheden als een bezoedeld kleed."(Jesaja 64:6). Met andere woorden, onze beste en meest oprechte handelingen zijn absoluut onrein voor God. Niemand kan de maat van verdorvenheid van het menselijk hart peilen: “Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?" (Jeremia 17:9).

Als we echt zouden verstaan hoe God naar ons ziet, zouden we het uitschreeuwen naar Hem om genade, of erger nog, we zouden niet eens onze stem durven verheffen in een bede om genade.

Maar God gaf door Zijn grote genade Zijn zoon om voor ons te sterven, zelfs in onze zondige staat. Deze wonderbaarlijke daad van genade heeft niets te doen met ook maar iets dat we hadden of dat we naar God konden brengen. Hij redde ons enkel maar door Zijn onbaatzuchtige liefde, barmhartigheid en genade. Om geen enkele andere reden. Hij had ons niet nodig – Hij is perfect, compleet en tevreden in Zichzelf en zou ook zo gebleven zijn, zonder ons. Nog moest God ons redden. Hij zou perfect rechtvaardig geweest zijn als Hij nooit voor ons gestorven was, en ieder een van ons had veroordeeld. Dat is alles waar we recht op hadden, en nog hebben.

Er is geen enkele menselijk reden waarom Hij ons zou moeten redden, laat staan voor ons sterven. Maar dat deed Hij wel: “om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Jezus Christus. Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf; het is een gave van God; niet uit werken opdat niemand roeme."(Efeziërs 2:7-9).

Er bestaat maar één gepast antwoord op zo'n wonderlijke genade. We moeten Hem liefhebben, dienen, aanbidden en ons helemaal hechten aan Hem, elk moment van de rest van ons leven.

When I survey the wondrous cross                 Wanneer ik het wonderbaar kruis aanschouw
on which the Prince of Glory died;                   waarop de Prins van Glorie stierf:
my richest gain I count but loss,                      reken ik mijn grootste aanwinst slechts als verlies,
and pour contempt on all my pride.                en stort verachting over al mijn trots.
Were the whole realm of nature mine,           waar de ganse rijkdom van mijn natuur,
that were an offering far too small;                 een veel te klein offer is:
love so amazing, so divine,                             liefde zo wonderlijk, zo goddelijk,
demands my soul, my life, my all.                   verlangt mijn ziel, mijn leven, mijn al.